Springplank van de week

Wanneer we samenkomen op de dag van de Heer, loven wij en prijzen wij onze God. We hebben de tijd en we nemen de tijd (hopelijk) om dat te doen. Geregeld zit er in onze kerkgang een besef van urgentie: daar moet je bij zijn, daar moet je bij willen zijn. Al of niet gevoed door Hebreeen 10,25. Bij de gemeente die samenkomt, waar samen gezongen wordt en wordt geluisterd, gebeden, beleden, gedeeld en gevierd. Dat samenkomen is fijn, een spiegel van de lichamelijkheid van de kerk: niet zonder jou wil ik geloven, niet zonder jou kan ik geloven. Eén lichaam zijn wij. Het is ook heel wat om daar niet bij te kunnen zijn. Wie niet meer kan om wat voor reden dan ook, heeft daar geregeld behoorlijk last van. Ik omarm dat gevoel van ‘last’. Het is de pijn om gemiste vormen van gemeenschap. Samenkomen is er ook in andere vormen. In groepen door de week, in kleine en grote ontmoetingen. En daar gebeuren dezelfde dingen: luisteren naar de woorden in de bijbel, samen zingen, bidden, belijden, delen en vieren. Super belangrijk en goed.

Toch zit er in deze vormen een ondergrond van vrijblijvendheid, waar ik vragen bij heb. Naar de kerk komen kun je niet afdwingen en naar een kleine groep evenmin. Wie wil komen, komt en wie niet, niet. Voor mij blijft daarmee bedekt dat er nog een andere beweging nodig is die om een actieve inzet vraagt. Dat is de inzet waarbij een gemeentegidsje behulpzaam is: wie zien we op zondag, wie door de week, en wie niet. ‘Samenkomsten’ uit Hebreeen 10,25 betekenent namelijk niet dat mensen naar de kerk op zondag worden gestuurd (u moet uw samenkomsten niet verzuimen). Het woord voor samenkomsten gaat over iets dat niet herhaald wordt en dus eenmalig is: het bijeenbrengen en -houden van de mensen die bij Christus horen. De kerk bestaat niet uit samenkomende mensen bij gelegenheid (in de kerkdienst of in de groep door de week), de kerk bestaat uit mensen die in beweging komen in en door de vrijheid van Christus, voor elkaar. Doordrongen van vrijheid vuren ze elkaar aan, bemoedigen ze elkaar, zijn ze opmerkzaam en scherpen ze elkaar op om goed te doen en lief te hebben.

Eerlijk is eerlijk, een gemiddelde zondagse liturgie geeft hier maar ten dele invulling aan. In ieder geval biedt het vaak geen ruimte aan iedereen, maar is er een predikant en een gemeente die elkaar toezingt en bij monde van de voorganger of voorbidder voor elkaar bidt. Maar ieders mondigheid komt hierin niet erg gericht aan bod in gezochte contacten om te bemoedigen. Een kerkdienst is een inspiratiemoment voor de hele gemeente, die daarna gericht wordt op elkaar, op gesprek over Christus en vrijheid in Hem, op zoeken wie zich niet laat verzamelen. En dan is de kerk(dienst) daar waar men elkaar ontmoet.

Dat we op zondagmiddag minder naar de kerk gaan, kun je betreuren. Je kunt het ook niet betreuren, omdat in de tijd en de vrijheid van werk kansen liggen om juist op die dag elkaar op te zoeken. Of vanuit de groep die je door de week hebt, eenzelfde beweging te maken: wie missen we, wie neemt contact op met wie, hoe spreken we dan met elkaar over God of hoe zijn we luisterend nabij de ander? Vanuit de dienst de gemeente in (of omgang zoeken met je vrienden en kennissen die God niet kennen), de jeugd opzoeken, de broer of zus die niet veel heeft met naar de kerk gaan. Maar afgemeten aan de geluiden die ik juist van deze mensen hoor, gebruiken we onze tijd niet echt voor dit soort acties. Waarom eigenlijk niet? Tijdgebrek? Eigenlijk niet weten hoe je zelf anderen laat delen in Gods vrijheid? Niet weten hoe je elkaar aanscherpt? Schaamte omdat je mogelijk zelf vaak in de kerkdienst bent, maar dit gedrag hebt verzuimd?

Laatst preekte ik hierover in een gemeente buiten Hengelo en kreeg ik een mailwisseling met iemand: ze vond dat ik de kerkgang ondergroef. Die reflex bedoel ik. Ik ondergraaf niks, ik bouw uit. En dat is noodzakelijk, wil kerkgang geen wassen neus worden. Die is er namelijk niet om zichzelf in stand te houden.

Het valt me op dat Hebreeen 25 begint met twee aansporingen die allebei te maken hebben met jezelf laten doordringen van het feit dat we in Christus vrij zijn. Vrij om in de hemel te komen en met God te verwijlen (oef, wat een mooi woord is dat). Die start maakt dat we in beweging kunnen komen. Ik vermoed dat het daar aan schort bij veel kerkgangers, inclusief mijzelf. Dat we onszelf opsluiten in verwachtingen van onszelf en anderen (kom naar de kerkdienst) en niet weten, niet echt tot in onze ziel weten wat vrijheid is. Ik meen dat te zien aan ons geregeld uitblijvende gedrag om uit te reiken naar onze broers en zussen en ze mee te verzamelen in de beweging achter Christus. Want deze vrijheid is in Hebreeen de opmaat om elkaar aan te sporen in beweging te komen voor elkaar. Ieder voor elkaar. Misschien gaan onze kerkdiensten daar wel mank aan, aan de vrijheid in Christus en het vieren van werkelijk verlost zijn.

Samenkomen

Openend leven, openend geven

Dit is een tekst over charismatisch pastoraat, een lezing die ik hield voor de theologencursus van CWN (Charismatisch Werkgemeenschap Nederland). Ik plaats het op deze site, terwijl dit een site is over liturgie, niet over pastoraat. Maar ook in het pastoraat is zoveel sprake van liturgische handelingen, dat ik zo vrij ben om de tekst hier te plaatsen. De lezing moest vooral praktisch zijn. Daarom heb ik het gelaten bij het noemen van (voor mij) relevante literatuur.

 

Het goed recht van inzetten op de Geest

Paulus stelt bekering in zijn tweede Korintebrief (II Kor. 3,18vv) voor als bekering tot de Heer. De Heer wordt echter niet uitgelegd als Jahwe of als Christus, maar als de Geest. Dan moet de Geest wel een Persoon zijn. In Mozes’ tijd verdroeg het volk Israël niet om de heerlijkheid van God te zien in Mozes’ blinkende gelaat. Het mocht die heerlijkheid van God ook nog niet gaan verdragen, omdat het volk zich niet moest blindstaren op wat voorbij zou gaan. Vandaar het doek over Mozes’ gezicht. Met de komst van Christus is gekomen waarop gewacht werd. Blijvende heerlijkheid, waarnaar Israël moest leren uitzien en die christenen van vandaag mogen tonen. Wie zich tot de Heer, dat is de Geest, wendt, gaat blootshoofds door het leven: het doek is weg. En met het verdwenen doek worden er verschillende dingen zichtbaar en merkbaar. Vrijheid is daar, waar de Geest is. Vrijheid om te spreken over het evangelie (waarin Paulus beknot werd). En waar die vrijheid in de uitleg van dit vers geregeld beperkt wordt tot vrijheid om te spreken (vgl. bv. T.E. van Spanje, 2 Korintiërs. Profiel van een evangeliedienaar, in de serie CNT3, 2009, Uitgeverij Kok-Kampen), ben ik zo vrij om die vrijheid ook te betrekken op de kern van het veranderingsproces van een christen. (De getoonde heerlijkheid van Christus is argument voor Paulus’ vrijheid in zijn spreken. Maar de uitspraak ‘waar de Geest is, is vrijheid’, is zo algemeen, dat het me de indruk geeft dat de algemene uitspraak hier door Paulus wordt toegepast op zijn concrete situatie (spreken) en tegelijkertijd een bredere betekenis heeft: de vrijheid in Christus, vgl. vs. 9. Die vrijheid zal een christen steeds meer eigen worden, vgl. vs. 18). De vrijheid die de Geest brengt zal de mens veranderen. We zullen de luister van de Heer, van God, zien als in een spiegel. Dat is Christus, spiegelbeeld van zijn Vader. Wie Hem onbedekt ziet, zal gaan lijken op Christus zelf. Als de verpersoonlijking van vrijheid. Daarmee wordt ‘vrijheid’ voor de bekering tot de Geest die leidt tot Christus, een kernbegrip. In mijn ogen ook in het pastoraat dat door de Geest gestempeld wordt.

 

De pastor eerst

Ik zal jullie laten delen in een vriendschap die ik heb en jij hopelijk ook. Mijn vriendschap met de Geest van God die in mij woont. Hij woont er al lang, maar sinds een paar jaar is Hij of ben ik begonnen aan een flinke renovatie van mijn huis, dat eigenlijk ook zijn huis is. Waarom we zo lang hebben gewacht met deze renovatie, is me onhelder. Kennelijk is het op een gegeven moment zover. Of moet ik zeggen dat het mijn vriend veel tijd en inspanning heeft gekost om mij zover te krijgen in te stemmen met renovatie? Dat zal meespelen. Voordat ik jullie meeneem in charismatisch pastoraat, pastoraat aan anderen dan aan ons zelf, in de functie van pastor, moet ik jullie iets vertellen over mijn ervaringen als pastorant van mijn vriend, de Geest van God. Dat doe ik, omdat ik merk dat in de bijbel zelf de mens die aan het werk wordt gezet met andere mensen, eerst met zichzelf aan de slag moet.

  1. Wie wil oordelen over anderen, wordt dat niet alleen ontraden, maar hij moet wennen aan het feit dat het met hemzelf erger is dan met de mens van wie hij wat vindt (Matteüs 7). Dat is het eerste aandachtspunt.
  2. Voordat leerlingen van Jezus de wereld ingestuurd worden, gaan ze in de leer bij Jezus (vgl. de evangeliën).
  3. Als de gemeente wordt aangesproken om zich als kerk te bewegen ten opzichte van een risicogroep in de gemeente, wordt zij eerst herinnerd aan waar ze zelf staat en moet staan (Hebreeën 10). ‘Laten we opmerkzaam blijven en elkaar ertoe aansporen lief te hebben en goed te doen, en in plaats van weg te blijven bij de bijeenbrenging (door Jezus), zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen, en dat temeer naarmate u de dag van zijn komst ziet naderen’, het zijn evenzovele pastorale termen die je om de oren vliegen. Maar er aan vooraf gaan twee aansporingen die je niet kunt missen in je voorbereidingen als pastor. 1: ‘nader God met een oprecht hart en een vast geloof, nu je hart is gereinigd en we van een slecht geweten bevrijd zijn en ons lichaam met zuiver water is gewassen.’ 2: blijf zonder wankelen belijden waarop we hopen. Want God is trouw. Het is ook wel vanzelfsprekend toch. Wie wil niet geholpen worden door de overspelige vrouw? Die weet wat vergeving is en leven in de ruimte die Jezus geeft.

Mijn ervaringen met charismatisch pastoraat hebben alles te maken met loslaten. Angsten, niet durven zeggen dat ik God niet vertrouw, een theologisch denkkader waarin ik het simul iustus et peccator verkeerd verwerkt had, wantrouwen tegen mensen die zegenen, niet openstaan voor het spreken van God in de stilte en ga zo maar door. Dat is afgebroken en het wordt geregeld nog weer verder afgebroken. Wat ik er zorgelijk aan vind, is dat ik zolang gedacht heb ‘er wel te zijn’. En steeds weer te merken dat er zoveel om vernieuwing vraagt. Maar ik heb dat proces ook leren omhelzen. En hoe meer ik het omhels, hoe duidelijker de kritische vraag bij me blijft in mijn pastorale bezigheden: of ik wel goed bezig ben. Juist daarin bewijst de vriendschap met de Geest van de vrijheid zich steeds. Geen zelfveroordeling is nodig, geen zelfverheffing ook. Het leidt af van het feest dat Vader heeft klaar staan, elke dag. Feestend wordt er geleerd en kom je verder in je bediening (Lucas 15).

Om concreet te zijn: rond mijn twintigste werd ik stevig ziek, ik leed aan heftige depressies. Door goede vrienden kwam ik uit mijn diepste dalen, maar het heeft tot mijn dertigste geduurd dat ik een therapeut opzocht. Die heeft mij met behulp van rebirthing en de techniek van verbonden ademhaling zeer geholpen. Ik ontdekte dat ik veel meer kon dan ik dacht. Mijn beeld over zonde als ‘tot niets goeds in staat’ ging gelukkig overhoop, maar aan het einde van mijn hersteltocht bleef ik vermoeid achter. Ik was dan wel bij mijzelf uitgekomen, mijn kern en wat niet al van mij. Maar God in concreto vervaagde. Terwijl ik toch in mijn tijd van herstel vaak gedacht heb: ik leef op de adem van Gods stem, hoe mooi past deze therapie van verbonden ademhaling daarbij!, ik was de ademhaler en hersteller. Ik had meer profiel gekregen, maar God niet echt. Na een hartaanval kwam ik bij In Christus Heel (https://gebedspastoraat.nl/). Daar was stilte, daar was kwetsbaarheid, daar was ruimte, daar was samenhang tussen zonden, wonden, bindingen en tegenkrachten, daar was aandacht, er was zelden duiding en als deze er al was dan heel voorzichtig en ter overweging, er was gebed en zegen en viering, geen veroordeling, er was ruimte en vrijheid.

Ik merkte dat de achterkant van mijn verlangen naar een concrete God vol hing met veroordeling van God en medemensen, van teleurstelling en frustratie, van zelfverheffing en zelfvernedering. In die ruimte ben ik gaan groeien en ontwikkelen. Ben ik de Geest van de Vrijheid gaan proeven en ontmoeten. Ben ik meer op Jezus gaan lijken. Werd de Geest mijn vriend. Kenmerkend aan het pastoraat dat ik ontving, is dat de pastor wezenlijk en onbelangrijk was. Wezenlijk, in de zin van onmisbaar model van overgave aan God. Onbelangrijk, in de zin van ruimtemaker voor een ontmoeting tussen God en mij als pastorant. Dat vind ik een belangrijk kenmerk van charismatisch pastoraat, zoals ik het waarnam: de pastor is zeer bescheiden en maakt in zijn en haar pastoraat ruimte voor ontmoeting tussen pastorant en God.

 

Positiebepaling ten opzichte van verschillende vormen van pastoraat

Van der Meulen (H.C. van der Meulen (red.), Liefdevol oog en open oor. Handboek pastoraat in de christelijke gemeente, 1999, Uitgeverij Boekencentrum in Zoetermeer) volgt Heitink in zijn typeringen van pastorale richtingen (G.Heitink, Pastorale zorg. Theologie-differentiatie-praktijk, in de serie Handboek Praktische theologie, 1998, Uitgeverij Kok-Kampen): hij behandelt kort pastoraat als verkondiging, therapeutisch pastoraat en hermeneutisch pastoraat en komt dan tot een eigen positiebepaling. Ik typeer nu even grofweg.

Pastoraat als verkondiging, ook wel kerugmatisch pastoraat, richt zich op de boodschap van evangelie en gebod. Die boodschap bepaalt het gesprek. Het woord maak de mens vrij van alles wat hem vermoeit en belast. Hij wijst naar God die in Christus verzoent. Gebed om de werking van de Geest staat in deze benadering centraal. Pastoraat is bidden, stelt Thurneysen dan ook. Deze Geest waarom gebeden wordt, werkt door het Woord heen en brengt verandering. Pastoraat is geen eenrichtingsverkeer: gesprekspartners mogen elkaar tot dienaar van Gods Woord zijn. Menswetenschappen doen beperkt mee. Bevrijding van zonde en schuld vormt de kern.

Therapeutisch pastoraat zet in op het gevoelsleven van de pastorant. Deze richting is ontstaan vanuit de pastorale arbeid in een psychiatrische inrichting. De verbinding tussen God en mens krijgt alle nadruk. Aanvaarding is een kernbegrip, genade is ‘weten dat je er mag zijn’. Belangrijk is dat de pastorant geholpen wordt om zichzelf te helpen. Heling is dan ook beperkt tot een ander weer op weg helpen. De pastor is de vroedvrouw die het nieuwe leven helpt baren en leert lopen.

Hermeneutisch pastoraat probeert tussen kerugmatisch en therapeutisch pastoraat een brug te slaan. Deze vorm van pastoraat wil komen tot verstaan. Verstaan van Schrift en traditie aan de ene kant en van de menselijke ervaring aan de andere kant, als gelijkwaardige partners. Openbaring en werkelijkheid beïnvloeden elkaar. Deze benadering noemt Heitink ook pneumatologisch. De Geest schakelt de mens immers volop in en er moet sprake zijn van een kritische wisselwerking. Het heil is exclusief, maar het neemt de hele mens serieus en inclusief. De pastor moet hierin tweetalig zijn, de taal van de schrift en traditie als de taal van de pastorant leren verstaan.

Charismatisch pastoraat maakt zich in mijn ogen een stuk minder druk. De pastor is wezenlijk, maar ook onbelangrijk. Net als in andere vormen van pastoraat is het Woord van God van groot belang. Het gebed omringt en doordringt elk pastoraat. De pastorant wordt als hele mens verwelkomd, de samenhang tussen zonden, wonden, bindingen en tegenkrachten wordt scherp in het oog gehouden.

Charismatisch pastoraat is gericht op heelwording, in een proces dat voortgaat. En toch is het anders dan anders. Het Woord van God wordt ontvangen in de stilte, het woord van de pastorant wordt ontvangen met eerbied en respect. Steeds is men intuïtief op de pastorant betrokken die overigens helemaal meedoet. De Geest is namelijk een ‘allemansvriend’. Biddend is men er op uit om als pastor tussen pastorant en God uit te piepen en die twee samen te laten gaan. Wezenlijk en onbelangrijk, in afhankelijkheid van het werk van Gods Geest.

De pastor is niet belangrijker dan de pastorant. Dat komt onder andere uit in het aanhoudende gesprek tussen pastorant en pastor: is wat ontvangen wordt van God (een lied, een beeld, een schriftwoord) werkelijk bruikbaar of juist niet. Wat van God wordt ontvangen krijgt zo een vorm van toetsing: niet alles wat ontvangen wordt is van God of kan worden gebruikt.

Charismatisch pastoraat maakt zich een stuk minder druk, zei ik. Het Woord wordt gebruikt, ontvangen en gelezen. Gebeden worden uitgesproken. Er wordt getoetst, gezegend en nadrukkelijk gewerkt in de overgave aan God. Vanuit het vertrouwen dat Gods Geest er is en verder helpt. Dat is dan ook de reden dat er terughoudendheid wordt betracht bij het duiden van het verhaal van de pastorant. Hoe meer duiding door de pastor, hoe therapeutischer het wordt, hoe meer de pastor aanwezig is, hoe minder overgave. (Door mijn therapie jaren geleden, ben ik therapeutisch gevormd. Dat klonk en klinkt door in mijn pastoraat. Charismatisch pastoraat heeft me erop gewezen dat ik als pastor dan zomaar te belangrijk wordt, te aanwezig: geef ruimte aan God, wees dienstbaar aan het proces, laat het los). Het verhaal wordt in invoelend gebed bij God gebracht. Pretentieloos is de pastor in het pastoraat bezig: wezenlijk en onbelangrijk.

Ongetwijfeld is mijn weergave gekleurd door mijn ervaringen bij In Christus Heel. Ik kan dat niet voorkomen, omdat dat mijn praktijkkader is. Maar in mijn eigen pastoraat neem ik zaken over. In de voorbereiding op het pastoraat bijvoorbeeld, al kan ik daarin nog erg groeien. Het gebeurt me zomaar nog dat ik vanuit mijn andere werk een pastoraat inrol. Niet handig is dat. Een half uur van tevoren stoppen. Bidden, stil worden. Me richten op de pastorant, biddend hem of haar voor God brengen. Zie ik beelden, zingt er een lied in mij, komen bijbelwoorden bij me boven: ik noteer ze. Focus op wat vrijheid is, wie Christus is. Voor mijzelf geen zelfvernedering, geen zelfverheffing, geen jongste zoon, geen oudste. Me richten op het feest dat Vader met mij wil vieren in vrijheid. Bidden om in die gesteldheid van hoop en vreugde bij de ander kunnen zijn. Die ander is er namelijk ook zo één: van Christus, vrij, maar aangevochten. Hoe vaak het thema schuld en schaamte niet ter sprake komt of te ontwaren is in gesprekken met gereformeerde christenen! En dan niet alleen maar schuld als persoonlijke schuld, zoals bij het kerugmatische pastoraat, maar ook als macht die mensen in de greep heeft en mensen laat neerzitten bij machteloosheid en faalgevoelens.

 

Helend handelen

Er is ook bevrijdend handelen binnen het charismatische pastoraat. Wat ik wil gaan doen, is het Onze Vader een plek geven binnen het pastoraat. Ik denk dat Jezus daarvan zegt in Lucas 11, dat het een bede is om de heilige Geest. Het is als vragen om de omarming door Vader: laat uw naam geheiligd worden en uw koninkrijk, laat het komen. Door ons toedoen. Alleen daarvoor al heb je Gods kracht nodig. Maar die arm om je heen schept ook een veilige ruimte. Om de meest kwetsbare vragen te stellen: geef ons brood, vergeef onze zonden, bescherm ons. Als Gods armen om ons heen zijn, als we kracht krijgen om die armen om ons heen te bidden, dan opent zich onze ziel voor het meest kwetsbare van een mens: eten, vergeving, bescherming. En dan zegt Jezus een paar verzen verder: ik zal de Geest geven aan wie Vader erom vragen.

Altijd zie ik uit naar het moment om pastoranten te zegenen. Helaas een vergeten hoofdstuk in mijn kerken (gereformeerde kerken) dat op nieuwsgierigheid en weerstand stuit als je het opent. Terwijl het toch onze roeping is (I Petrus 3,9). Maar als de pastorant instemt met het krijgen van een zegen, is het eindeloos fijn om dat te doen. (En als je zegenen mag/wilt, vraag dan ook aan de pastorant of je je hand op zijn/haar hoofd/schouder leggen mag. Ga integer met lichamelijkheid om.) Ik zegen je met liefde van God, met barmhartigheid, genade en Gods lichtende gezicht. Ik zegen je met vrede, in de Naam van Vader, Zoon en Geest. Om dan de pastoranten in de ogen te zien en blijdschap en dankbaarheid te zien. Alsof ik in de zegen deel, blijf ik dan achter in mijn werkkamer of ga ik weer terug naar huis. Ik vat op basis van Genesis 1 zegenen op als het goede van God zich laten vermeerderen. En zie, het was goed, zegt God over de schepping. En het leven zegent Hij vervolgens: wees vruchtbaar en vul de aarde. Van zegenen gaat kracht uit van Gods Geest. Het goede vermeerdert zich. Een zeer angstige psychiatrische patiënt ervaart vrede en rust als ik haar zegen. Onwaarschijnlijk mooi. Zie hierbij bijvoorbeeld het boekje van A. de Haan, ‘Nou, het beste’. Over zegenen gesproken, 2001; J. Westland, Een hand boven je hoofd. Over zegenen in leer en leven, 2007, Artios reeks, uitgeverij Groen in Heerenveen; Cl. Westermann, Der Segen in der Bibel und im Handeln der Kirche, München 1968)

Ik noem een voorbeeld met betrekking tot gebruik van rituelen. Neem een jongen tussen 6 en 14 jaar. Beweeglijk in de kerk, door zijn ouders verfoeid (schuld en schaamte ontwikkelen zich al vroeg). Vader zegt na elke dienst: of geen taart en naar boven, of een pak slaag. De man die jaren later voor mij en een andere pastor zat, koos altijd voor het pak slaag, acht jaar lang. Hij voelde zich schuldig en gaf zijn vader gelijk. Zijn pantser bleek dik. Kort daarop kwam hij weer. Diepweg had hij zo’n verlangen om avondmaal te vieren. Maar hij ging nooit, hij voelde zich zo schuldig. En hij wilde zo graag. Nu?, vroegen we. En zijn ogen zeiden ja. Toen hebben we avondmaal in elkaar gefabriekt met een beker en een schaal, sap en brood. En avondmaal gevierd. Ik zal het nooit vergeten. De volgende dag brak hij en vervolgde hij zijn weg. Avondmaal vieren doe je in de kerk. Je krijgt ruimte van Gods Geest om die kerk te ontwaren en dan te handelen.

Een andere vorm puzzelt mij. De vrijheid om genezing uit te spreken bij zieken. Ziekenzalving is een prachtig ritueel. Daarbij bidden we in het vertrouwen dat de zieke zal genezen (hier of bij God thuis), met de olie als zichtbaar teken van de werkzaamheid van de Geest. Maar eerder in de schrift gaat het anders, als de leerlingen op pad moesten gaan om in Jezus Naam zieken te genezen en demonen uit te drijven, en het gebeurde. Jezus zegt aan het slot van Marcus dat tekenen de gelovigen zullen volgen. Ik lees dat als een gift aan de kerk en de geschiedenis van de kerk laat het zien. Aan het slot van Matteus staat dat leerlingen van Jezus de volken moeten leren ‘alles wat Ik jullie bevolen heb’. Dat is meer dan de bergrede, het is de liefde, het is ook genezen. Ik spreek op afstand (als Jezus) en soms ook bij de pastoranten, genezing uit in Gods Naam. Eén keer ben ik verrast door daadwerkelijke genezing. Bij iemand die zelf gelooft in genezing op gebed. De pastorant vertelde me dat hij tegen God had gezegd, nadat ik bij hem geweest was: U kunt Robert nu niet laten zakken, Vader! Verder heb ik niet gehoord van genezing op mijn uitspreken van genezing. Korte tijd  geleden overleed een jong mens, over wie ik ook genezing had uitgesproken. Dit puzzelt mij. Een enkele keer vindt het plaats. En dan heb ik het nog niet gehad over de vraag hoe de algemene uitspraak van Jezus tot al zijn volgelingen (leer ze wat ik bevolen heb) zich verhoudt tot de gaven van de Geest, waarbij de Geest de één deze, de ander een andere gave geeft. Totnutoe ben ik vrijmoedig en heb ik vragen: hoe zit dit eigenlijk? Deze vragen worden voor mij belangrijker, als wij opgeroepen worden om alles wat we doen en zeggen te verrichten in Gods Naam (Kolossenzen 3). Dat is heel breed, maar in de evangeliën valt daar het uitspreken van genezing in ieder geval onder. En ik heb zelf ervaren dat het uitwijzen van demonische machten in Naam van Jezus mij wel herstel heeft gebracht. Hoe gaat dat dan bij genezing? (vgl. W.J. Kok en R.R. Hausoul, Jezus geneest. Rijkdom van Gods nieuwe schepping, 2016, Uitgeverij Gideon in Hoornaar; L.T. Johnson, Miracles. God’s presence and power in creation, in de serie Interpretation. Resources fort he use of scripture in the church, 2018, Westminster John Knox Press in Louisville/Kentucky; vgl. ook voor enig tegenwicht P. Yancey, Waar is God als ik pijn heb?, 4e druk, 2008, Uitgeverij Kok-Kampen)

 

Afsluitend

Charismatisch pastoraat is pastoraat vanuit de visie dat de Heilige Geest de verbinding legt tussen Vader, Zoon en ons. In het scheppingsverhaal is Vader Schepper en de Zoon het Woord, de Geest zweeft over de wateren. Als een duif, tekent Halldorf er bij aan in ‘Vol van de Geest’, die boven haar nest is en haar jongen grootbrengt (P. Halldorf, Vol van de Geest. Hoe de Heilige Geest het dagelijks leven verrijkt, 2018, blz. 38, Uitgeverij Carmelitana, Ark media). In het verlossingsverhaal is Vader de Zender van Jezus, de Geest is de Activator van Jezus, en Jezus is de Zender van de Geest naar de aarde. De Geest is degene die het leven van God overbrengt naar de aarde en daarin de Zoon en de Vader verheerlijkt! Die levenscheppende kracht opent het leven in termen van verlossing en bevrijding en vernieuwing en wil ons als pastors gebruiken om openend te leven. Het charismatisch pastoraat schenkt me het volgende:

  • Herstel en heling in mijzelf, als een confronterend en vreugdevol proces.
  • Mijn schuld voorbij, zelfvernedering en zelfverheffing voorbij en leven op de toonhoogte van het feest. Ik ben niet vrij in Christus en tegelijk zondaar voor God. Ik ben wel een zondaar zonder Jezus aan te nemen. Maar met Hem is de zaak tegen mij aangespannen voorbij. In Christus ben ik vrij: de macht van zonde is gebroken en mijn schuld is weg. Die vrijheid schenkt de Geest, mijn vriend, die mij op Christus richt.
  • Een houding van hoop bij de ontmoeting van pastoranten in de gemeente. Ik mag leven uitdelen en openend bij de ander aanwezig zijn.
  • Een houding van bescheidenheid: Gods Geest is bezig.
  • Een houding van nieuwsgierigheid: waar wil Hij beginnen met de ander? Welke tekenen geeft Hij mij?
  • Vrijmoedigheid om openend te handelen: zegenend aanwezig te zijn, tekenen van hoop op te richten, genezing uit te spreken.
  • Altijd vrijheid die de Geest geeft te bezien in relatie met Christus: Hij geeft vrijheid, zal ik die vrijheid dan niet ook aanwenden om met Hem te leven? In gehoorzaamheid, in lijden, in toewijding en ijver.

 

Lezing charismatisch pastoraat voor de theologencursus CWN op 31 oktober 2019